Joris Linssen
Out of Office

Van taxichauffeur tot luchthavenontmoeter en nu de boer op. Dacht je toen je het idee van dit programma hoorde meteen: yes, tijd om de klompen uit de kast te halen?
“Ja. Ik hoorde van dit programma en kon via een linkje de Belgische versie zien. Toen dacht ik direct: dit is echt iets voor mij. Als presentator heb ik verschillende taken: ik vertel aan de kandidaten hoe we de bouw van het nieuwe groepsverblijf gaan aanpakken, ik heb vertrouwelijke één-op-één-gesprekken en ik ben een beetje de spreekstalmeester. Zo geef ik aan het einde van elke aflevering een toespraakje of zingen we een liedje bij de maaltijd. Dat vind ik een leuke, uitdagende rol, maar vooral het onderwerp spreekt me aan. Het past bij de tijdgeest en heeft maatschappelijke relevantie.”
Het thema burn-out is niet per se gezellig. Wat spreekt je erin aan?
“Er is bijna een epidemie gaande van mensen met depressies, burn-outs en angststoornissen. Iedereen lijkt op zoek te zijn naar houvast. In mijn programma Boeddha in de Polder laat ik zien welke spirituele manieren er zijn om aan jezelf te werken. In Out of Office zie je vijf mensen met een burn-out die een half jaar lang op een zorgboerderij gaan werken en daar wijze levenslessen krijgen van de hulpboeren met een verstandelijke beperking. Dat werkt twee kanten uit. Je ziet dat deelnemers met een burn-out ervoor uit durven komen dat er iets met ze aan de hand is, waardoor het onderwerp uit de taboesfeer wordt gehaald. Tegelijk zie je de hulpboeren groeien, omdat zij voelen: hé, wacht eens even, hier wordt echt naar mij geluisterd. De vijf mensen met de burn-out en de zes hulpboeren zetten elkaar in hun kracht. Het wordt uiteindelijk echt een soort elftal.”
Heb je er zelf ook nog iets van opgestoken?
“De rode draad in het programma is: doe het rustig aan. Dat leren we van de hulpboeren, die heel gestructureerd leven en heel erg hun grenzen aangeven. Als je tegen een burn-out aanloopt, dan doe je dat niet. Je gaat maar mee in de maalstroom. De hulpboeren doen dat niet en zeggen om 10:30 uur gewoon: ‘ja sorry, we hebben nu koffiepauze, dus ik stop ermee’. En om 15:30 uur: ‘ik leg het werk neer, want het busje komt zo’. We zijn allemaal zo arbeidsverslaafd geraakt dat we het helemaal zijn verleerd om te zeggen: ik ga nu even pauze nemen. Of: ik vind mijn werk niet leuk, dus ik ga iets anders zoeken. Dat was heel verrassend en ook confronterend om te zien. Ik heb daar veel van geleerd.”
Heb jij zelf ooit overwogen om ‘out of office’ te gaan, net als de kandidaten?
“Twaalf jaar geleden maakte ik elk jaar heel veel afleveringen van Hello Goodbye. Het kostte me uiteindelijk meer energie dan het me gaf, dus toen ben ik er met veel bombarie mee gestopt. Dat was best heftig. Later, toen mijn leven weer in rustiger vaarwater was gekomen, realiseerde ik me: toch jammer, dat programma was me op het lijf geschreven. Gelukkig mocht ik Hello Goodbye daarna weer overnemen. Hetzelfde heb ik meegemaakt met mijn band, waarmee ik vorig jaar ben gestopt. We gingen heerlijk en hadden veel optredens, terwijl we bijna geen airplay hadden. Je zou zeggen: geen vuiltje aan de lucht, maar voor mij was het uitgewerkt. Dan moet je een heftige beslissing nemen: ik stop hiermee, hoe leuk het ook gaat. Als iets jou gaat opeten in plaats van andersom, dan moet je aan de bel trekken. Anders word je langzaam vermorzeld.”
Out of Office is niet je doorsnee realityshow. Wat hoop je dat kijkers meenemen na het zien van de serie, behalve een hernieuwde liefde voor het platteland?
“Dat het toch wel belangrijk is om op tijd pauze te nemen en niet altijd maar door te jakkeren. Hoe fijn het is om met je handen bezig te zijn. En dat mensen zich realiseren hoe goed het is om samen dingen te doen. Veel mensen met burn-outs werken alleen en vaak ook thuis, de hele dag achter schermpjes. Ik hoop dat mensen na het zien van Out of Office wat meer naar buiten gaan, samen met mensen dingen ondernemen. Het leven vieren. Ik heb dat zelf in mijn leven ingevuld door niet alleen met mijn carrière bezig te zijn, maar te proberen om er ook voor andere mensen te zijn. Door pleegkinderen op te vangen in ons gezin en wezenlijk contact te maken met mensen. Het is heel fijn als je iemand het gevoel kunt geven dat hij of zij ertoe doet, want dat geeft je eigen leven ook meer waarde. We moeten uitkijken dat we in de ratrace niet allemaal met een burn-out vereenzamen.”